Lowensteyn Family

05.jpg

Jan Simon LöwensteynAge: 83 years19192003

Name
Jan Simon Löwensteyn
Given names
Jan Simon
Surname
Löwensteyn
Birth December 31, 1919 29 24
Source: ISIS
Death of a brotherKoenraad Jan Löwensteyn
May 11, 1940 (Age 20 years)
Cause: casualty of German invasion (sergeant-major)
Note: Stichting Herdenking Brabants Gesneuvelden

Death of a paternal grandmotherGeertje Tromp
February 19, 1943 (Age 23 years)
Death of a paternal grandfatherJan Simon Löwensteyn
March 28, 1944 (Age 24 years)
Death of a fatherKoenraad Löwensteyn
March 21, 1967 (Age 47 years)
Death of a motherMaria Mathilde Geertruida Jansen
September 24, 1983 (Age 63 years)
Death July 2, 2003 (Age 83 years)
Family with parents - View this family
father
mother
elder brother
Erelijst van gevallenen 1940-1945 • pagina 1366Koenraad Jan Löwensteyn
Birth: May 20, 1916 25 20's Gravenhage, The Netherlands
Death: May 11, 1940Delft, The Netherlands
sister
Private
himself
05.jpgJan Simon Löwensteyn
Birth: December 31, 1919 29 24Bergen op Zoom, The Netherlands
Death: July 2, 2003Rijssen, The Netherlands
sister
Private
Family with Elsje Mossel - View this family
himself
05.jpgJan Simon Löwensteyn
Birth: December 31, 1919 29 24Bergen op Zoom, The Netherlands
Death: July 2, 2003Rijssen, The Netherlands
wife
daughter
Private
daughter
Private
daughter
Private

BirthISIS
Note

Jan Simon Löwensteyn (1919) Een korte beschrijving van zijn leven

Geboren te Bergen op Zoom in de Kloosterstraat 4. Woonde daarna: Antwerpseweg 12, Wouwsestraat I (dienstwoning Militair Hospitaal) en Potterstraat.

Was in 1938 tijdelijk schrijver bij de Ontvanger van Registratie en Domeinen. Verdienste was f 35,-- per maand, wat in die tijd een vorstelijk salaris was. Door de overplaatsing van mijn vader naar 's Hertogenbosch kwam aan deze betrekking een einde. Na diverse sollicitaties kwam ik als burger hulpschrijver op het Garnizoensbureau te werk. Hier werkte ik tot de mobilisatie van 1939. Ik weet nog goed te herinneren dat mijn chef mij ongeveer 3 maanden voor de mobilisatie vroeg of ik zaterdagmiddag en zondag wilde doorwerken in verband met de grote drukte. Daar ik verder geen plannen had, deed ik dat. Er werd echter geen betaling voor gegeven. Toen de mobilisatie uitbrak en mijn chef zijn mobilisatiegeld ontving, betaalde hij mij uit eigen zak f 80,--, wat een kapitaal was in die tijd. In die dagen fietste ik elke veertien dagen heen en terug naar Bergen op Zoom naar m'n vrienden, zo'n 164 km. Met de mobilisatie waren mijn werkzaamheden bij het Garnizoensbureau ook ten einde en was ik weer zonder werk. Dit duurde echter niet lang, daar ik bij mijn vader als schrijver kon komen werken. Zijn eigen schrijver moest naar zijn mobilisatie bestemming. In Mei 1940, drie dagen voor het uitbreken van de oorlog, werd het magazijn naar Rotterdam verplaatst, dus stond ik weer op straat. Nu woonden er in Standdaarbuiten (een dorpje bij Oudenbosch) een oom van moederskant, die daar een bakkerij en kruidenierszaak had. Ik ben toen naar hem toegegaan en heb gevraagd of ik daar soms kon helpen omdat ik iets te doen wou hebben. Dat kwam hem goed uit, daar z'n knecht net weg was. Tegen kost en inwoning, kleding en zakgeld ben ik daar gaan helpen. Dat betekende 's morgens om 7 uur beginnen met brooddeeg klaarmaken, daarna broden enz. bakken. 's Middags brood rondbrengen met paard en wagen. Na het avondeten maalden we om de tien minuten beurtelings met zo'n ouderwetse winkel koffiemolen met de hand tarwe, wat enorm zwaar werk was. De tarwe kregen van de boeren en het brood ervan verkochten we zonder bon voor zegge en schrijven I cent meer dan de normale prijs. Deze tijd duurde tot begin februari 1941, toen ik bericht kreeg dat ik in Amsterdam kon komen werken bij de Algemene Bedrijfsvereniging voor de Bouwbedrijven. In Standdaarbuiten- had ik van de oorlog niets gemerkt, maar in Amsterdam was dat anders. Meteen al toen ik om 23.30 het station van Amsterdam zou binnen rijden, stopte de trein. Overal zag ik zoeklichten en hoorde ik het afweergeschut en de motoren van de vliegtuigen. Na een half uur was alles weer rustig en kwamen we op het station aan. Na mijn fiets uit de trein te hebben gehaald ging ik naar een kennis, die de baan had verzorgd en waar ik in de kost zou gaan. Van slapen kwam die nacht niet veel vanwege het afweergeschut en de overvliegende jagers. De volgende ochtend naar m'n nieuwe baan. De collega's vielen ontzettend mee en het was net een grote familie. Ik raakte snel gewend aan de nachten met hun geknal en vliegtuigen die over raasden en ik sliep overal doorheen. Begin 1944 ging ik in Amstelveen bij andere kennissen in de kost. Ik heb daar, we hadden geen elektriciteit meer, via het lichtnet overal fietslampjes gemonteerd, met in de huiskamer boven de tafel, vier lampjes in een autolampreflector. Als we nu een accu in het stopkontakt aansloten, konden we overal via de normale schakelaars het licht aandoen. Het bijladen van de accu gebeurde via het vrijstaand achterwiel van een fiets, die via een riem de dynamo aandreef. Dit was zwaar trappen, maar we konden het met z'n drieën doen.

In januari 1945 ben ik in Bussum ondergedoken aangezien alle mannen van 18 to 45 zich toen voor Duitsland moesten melden, iets waar ik beslist geen zin in had. Inmiddels was ik in 1944 met Els verloofd en die zat ook in Bussum zodat we elkaar gelukkig konden zien.

Na de oorlog, melde ik me weer bij mijn kantoor waar opnieuw begonnen moest worden. Op 21 november 1945 trouwden we. We kregen een woning in de Uiterwaardenstraat 86 en woonden daar met Els haar moeder. Onze benedenburen waren Guus Hermus en Beb Dekker, de toneelspelers. Ik was eens als aap naar een carnavalsbal in Amsterdam geweest, en Cor Hermus, de vader van Guus en directeur van een toneelgezelschap, had me toen gezien omdat Els, die als Kniertje (Op Hoop van Zegen) ging, door Guus gegrimeerd werd. Toen een jaar later het toneelgezelschap een stuk moest opvoeren waar een aap in voorkwam, en degene die dat zou moeten doen te stijf bleek te zijn, zei Cor Hermus: "die buurman van Guus moet het maar doen". En zo stond ik gedurende een paas-weekend vier keer met beroepsspelers in het Leidseplein theater te Amsterdam op de planken. Ik maakte daar nog kennis met Rika Hopper, die me feliciteerde en raar opkeek toen bleek dat ik geen beroeps was.

Na onze tijd in de Uiterwaardenstraat, verhuisden we in 1960 naar onze fIat in de van Mourik Broekmanstraat 4 (Slotervaart). Inmiddels waren Els en ik gaan volleyballen, eerst op het strand in IJmuiden waar we sinds 1953 een strandhuisje hadden, en later in de zaal. In Slotervaart werden via een advertentie volleyballers gevraagd om voor hun plezier te spelen. We gingen daarop in, en al spoedig bleek dat er ook belangstelling bestond om competitie te gaan spelen. Ik heb toen samen met enkele anderen een competitie club opgericht. Ik verrichtte vele werkzaamheden voor de hoofdvereniging gntspannings Vereniging Slotervaart en voor de Nevobo, o.a. als scheidsrechter, beoordelaar, wedstrijdleiding, organiseren van scheidsrechtercursussen, afnemen van examens enz. Els en ik volleyballen nog steeds in de rekreantenkompetitie (1987).

In december 1972 verhuisden we naar Bovenkarspel waar we een eensgezinswoning hadden gekocht, omdat ik als gepensioneerde buiten de stad wilde wonen. Ook Els, als rasechte Amsterdamse, heeft zich daar wonderwel kunnen aanpassen. In november 1981 ben ik na mijn 40 jarig dienstverband in de Vervroegde Uit Treding gegaan.

Media object05.jpg
05.jpg
Format: image/jpeg
Image dimensions: 500 × 418 pixels
File size: 74 KB
Note: Elsje Mossel, Jan Simon Löwensteyn, Robert Löwensteyn, and Johanna Aleida Maria (An) Bouten, 1987
Media objectimgA915.jpg
imgA915.jpg
Format: image/jpeg
Image dimensions: 900 × 609 pixels
File size: 111 KB
Note: Utrecht, August 1987